Waarom pas bezuinigen als ‘t geld opraakt?

Met enige treurnis keek ik naar de reacties op de groeicijfers van het CPB. Los van het FEIT dat die nooit bewaarheid worden, zien we weer overal ‘de portemonnee open gaan”. Terwijl je daaraan al kunt voelen dat er binnen niet al te lange tijd opnieuw een “crisis” aan komt. Letterlijk betekent een crisis slechts dat er twee kwartalen achter elkaar geen groei van het bruto nationaal product is, dat hoeft normaal gesproken niet erg te zijn. Want denk even na, waarom zou dat erg zijn? Maar niettemin, dit terzijde. Figuurlijk betekent de crisis namelijk veel meer, net zo zeer als een zogenaamde groei-economie. Er wordt zo ontzettend veel over gesproken door de landelijke media en dús vervolgens door de landelijke politici, dat het effect van de crisis veel groter is dan nodig zou zijn. Ze bezien vormt het “probleem” inhoudelijk maar een klein deel van het effect. Meer dan 80% van de negatieve effecten van de crisis worden veroorzaakt door ons beeld van de situatie en de mogelijke consequenties. Eén of twee betrouwbare media die sterk andersom, meer op basis van feiten, zouden publiceren zouden ons uit de crisis kunnen helpen. Hetzelfde zou gelden als één of twee betrouwbare politici zich conform zouden uitspreken.

Het bovenstaande laat dus de 20-80-regel zien in het effect van – publiceren over – een crisis. Dat staat helemaal los van de al of niet noodzakelijke bezuinigingen. Als een Siamese tweeling worden crisis en bezuinigen door de overheid aan ons gepresenteerd. En natuurlijk, als er geen geld is, kun je het ook niet uitgeven. Nu zou Nederland nog een heleboel kunnen lenen, zoals Amerika bijvoorbeeld gewoon doet, maar door het schuldenplafond in Europa zou dat veel gedoe geven, dus wil de regering dat niet. Maar laten we ervan uitgaan dat er bezuinigd kan worden, waarom gebeurt dat dan doorgaans pas als de nood daar is? Waarom is de overheid niet permanent zuinig genoeg, om die neergang in de economie die onherroepelijk komt, gewoon op te vangen? Of zoals dat dan ‘these days’ weer door luie columnisten elkaar wordt nagepraat: het dak repareren als de zon schijnt.

Een mooi voorbeeld hiervan is de gemeente Rotterdam. Door de tekorten op de begroting moesten er tijdens de crisis 2500 van de 13000 voltijdsbanen weg. Het meeste werk blijft gewoon gedaan worden, sommige taken verdwijnen. Ongetwijfeld zal dat op sommige plaatsen vervelende consequenties hebben, als bijvoorbeeld de buurtwerker verdwijnt en de onveiligheid op straat terugkeert. Of als die gehandicapte niemand meer aan de lijn of op bezoek kan krijgen om de werkelijke situatie nog eens uit te leggen. Maar toch durven we rustig de stelling aan dat het meeste werk gewoon doorgaat, maar dan met minder mensen. Ook in Rotterdam wordt 80% van de resultaten bereikt door 20% van het werk en zal er net als in andere organisaties heel veel tijd besteed worden aan zaken die maar weinig pluseffect hebben.

Een belangrijke extra indicator voor Rotterdam is echter dat Rotterdam ongeveer één voltijds ambtenaar in dienst heeft op elke 50 inwoners. Dat is veel. Veel meer dan de meeste gemeenten, ook grotere gemeenten. Eindhoven doet het bijvoorbeeld met de helft van de ambtenaren, een middelgrote gemeente als Hardenberg met een derde! Natuurlijk heeft Rotterdam zo z’n specifieke problemen, wat extra medewerkers per inwoner nodig maakt, maar aan de andere kant hoeft men net zo goed veel dingen maar één keer te doen als dat een kleine gemeente dat ook moet doen, schaalvoordeel dus.

Nee, de kern is dat er in Rotterdam zonder enige twijfel veel “lucht” in de organisatie zit. Al zou iedereen “keihard werken”, gelijk een Rotterdammer betaamt, daar gaat het niet om. Het gaat om het effect of zakelijk gezegd: het rendement van het werk. Heel veel werktijd gaat op aan niet of slecht renderende zaken. Zaken waaraan medewerkers en dus een organisatie al heel snel wennen en die men dus normaal gaat vinden. Men vindt het normaal om elke week te overleggen, om het weekend met vijf collega’s even door te nemen, om rapporten en verslagen te maken die nagenoeg niemand leest en waar al helemaal niets effectiefs mee gebeurt. Men vindt het normaal om vanuit de politiek het college en dus de ambtenaren te vragen om van alles en nog wat uit te zoeken, vindt het ook gewoon dat taken niet in één ruk door worden afgemaakt, maar in allerlei losse stapjes en dagen, waardoor een enorm verlies aan focus optreedt. Om maar een paar 20-80 waarnemingen te noemen.

Als de regering, als Rotterdam en al die andere overheden en organisaties nu er géén crisis is, zuinig aan gaan doen en telkens weer een 20-80-analyse doen, kunnen we met z’n allen lachen om dat kwartaal dat er straks weer een keer geen groei in het BNP zit. Niks aan de hand! En het volgende kwartaal zal dan waarschijnlijk door die houding weer in de plus zitten, waardoor er ook geen crisis meer is.